Nederlands

 
glyptiek
Uitspraak
Woordafbreking
  • glyp·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord glyptiek glyptieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de glyptiekv

  1. (kunst) het beeldhouwen
  2. (kunst) met een graveernaald in steensnijden
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

17 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen