• glun·der
stellend
onverbogen glunder
verbogen glundere
partitief glunders

glunder

  1. (verouderd) helder, schoon, stralend
    • Zij was een glundere boerin. 

glunder

  1. opgewekt, helder
    • Hij stond er glunder bij te kijken, 
vervoeging van
glunderen

glunder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glunderen
    • Ik glunder. 
  2. gebiedende wijs van glunderen
    • Glunder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glunderen
    • Glunder je? 
91 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be