glanspunt
- glans·punt
- samenstelling van glans zn en punt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glanspunt | glanspunten |
verkleinwoord | glanspuntje | glanspuntjes |
- het mooiste deel van iets
- ▸ Het was een prachtig huis uit de tijd van koning George V, en in mijn ogen was het glanspunt de wenteltrap, die als een slang van de begane grond naar de hoogste verdieping kronkelde en het mogelijk maakte van de bovenste etage in de hal te kijken.[2]
- Het woord 'glanspunt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Victoria Holt“Burcht der verschrikking” (1966), Saga, ISBN 9788726484878