• gjen·nom·ly·se
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gjennomlyse
gjennomlyser
gjennomlyste
gjennomlyst
Klasse 2 zwak

gjennomlyse

  1. overgankelijk dóórlichten (iets tegen het licht houden)
    «Ved å gjennomlyse egget kan du fort finne ut om det er befruktet eller ikke.»
    Men kan het ei doorlichten en zo snel bepalen of het bevrucht is of niet.
  2. overgankelijk, (medisch) doorlichten, radiograferen, röntgenen
    «Jeg måtte gjennomlyse skoene mine 3 ganger før jeg kom på flyet fra London til Oslo.»
    Ik moest mijn schoenen drie keer laten doorlichten voordat ik in het vliegtuig van Londen naar Oslo kon gaan.


  • gjen·nom·ly·se
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gjennomlyse
gjennomlyser
gjennomlyste
gjennomlyst
Klasse 2 zwak

gjennomlyse

  1. overgankelijk dóórlichten (iets tegen het licht houden)
  2. overgankelijk, (medisch) doorlichten, radiograferen, röntgenen