• gjen·nom
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord gegnum, de datief van gegn.
Naar frequentie 310

gjennom

  1. (versterkend voor bijwoorden) erg, heel, zeer

gjennom

  1. (ruimtelijk) door
  2. (tijdelijk) door
  3. (met behulp van) door, via
  • [1]: gå gjennom døren
door de deur gaan
  • [2]: gjennom hele århundret
door de hele eeuw
  • [3]: bestille billetter gjennom reisebyrået
tickets via het reisbureau bestellen
  • [1]: gå gjennom ild og vann for noen
voor iemand door het vuur gaan (letterlijk: voor iemand door vuur en water gaan)
  • [1]: gå gjennom marg og bein
door merg en been gaan


  • gjen·nom
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord gegnum, de datief van gegn.

gjennom

  1. (versterkend voor bijwoorden) erg, heel, zeer

gjennom

  1. (ruimtelijk) door
  2. (tijdelijk) door
  3. (met behulp van) door, via
  • [1]: fare gjennom byen
door de stad rijden
  • [2]: gjennom middelalderen
door de Middeleeuwen
  • [3]: tinge billettar gjennom reisebyrået
tickets via het reisbureau bestellen
  • [1]: gå gjennom eld og vatn
(voor iemand) door het vuur gaan (letterlijk: door vuur en water gaan)
  • [1]: gå gjennom merg og bein
door merg en been gaan