Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gist·deeg·koek·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gistdeegkoekje gistdeegkoekjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gistdeegkoekjeo

  1. (kookkunst) luchtig zoet gebakje
     Arnhemse meisjes ● Ovale, hardgebakken gistdeegkoekjes, bestrooid met suiker.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “” (2018), Bezige Bij b.v., Amsterdam, ISBN 9789400406759, hfst. Stad- en streekproducten