ginnegappen
- Geluid: ginnegappen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣɪnəˌɣɑpə(n) / (4 lettergrepen)
- gin·ne·gap·pen
- In de betekenis van ‘giechelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1717 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ginnegappen |
ginnegapte |
geginnegapt |
zwak -t | volledig |
ginnegappen
- inergatief onderdrukt en ietwat spottend lachen, vaak op een ongepaste wijze
- Ondanks de berispingen van hun ouders, zaten de kinderen de hele tijd te ginnegappen.
- grappen maken, grollen
- Het woord ginnegappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ginnegappen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "ginnegappen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be