gingen stuk
- Geluid: gingen stuk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣɪŋə(n) ˈstʏk / (3 lettergrepen)
- gin·gen stuk
- uit gingen (werkwoord) en stuk (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
stukgaan |
gingen (…) stuk
- meervoud verleden tijd van stukgaan
- Wij gingen stuk.
- Jullie gingen stuk.
- Zij gingen stuk.
- Wij gingen stuk.
- Het woord gingen stuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.