gingen kapot
- Geluid: gingen kapot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣɪŋə(n) kaˈpɔt / (4 lettergrepen)
- gin·gen ka·pot
- uit gingen (werkwoord) en kapot (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
kapotgaan |
gingen (…) kapot
- meervoud verleden tijd van kapotgaan
- Wij gingen kapot.
- Jullie gingen kapot.
- Zij gingen kapot.
- Wij gingen kapot.
- Het woord gingen kapot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.