De tuinder uit Heemskerk op Wikipedia sproeit pesticiden over zijn aardbeien met de gifspuit (1949)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gif·spuit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gifspuit gifspuiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gifspuitv / m

  1. (landbouw) (tuinieren) toestel om gewassen te besproeien met een stof tegen plaagdieren of onkruid
     Ze had de buurman wel eens met de verstuiver achter zijn tractor voorbij zien komen. Tussen haar huis en zijn grond ligt een weggetje van krap drie meter breed. „Toen ik hem vroeg wat hij gebruikte, zei hij alleen dat ik me geen zorgen hoefde te maken.” Maar dat deed ze wel. Vooral toen hij eind 2018 de gifspuit aanzette op een mooie weekenddag terwijl haar zoontjes van nu twee, vijf en negen jaar oud in de tuin speelden.[1]
  2. (verkeer) toestel om verharding te besproeien met een stof tegen onkruid
     Haar moeder stond erop dat het grind, dat om het jaar werd aangevoerd, wit van kleur was, net zo wit als de kleine steentjes op de bodem van het aquarium van goudvis Blup. Haar vader vond die wens overdreven, omdat het witte grind op de verkeerde plaats lag, want het hoorde op een graf thuis, eventueel nog op de bodem van een aquarium. Om de zoveel tijd moest hij met de gifspuit rondgaan om het onkruid te verdelgen.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Peter Vermaas
    “Op het Franse platteland lopen de gemoederen over pesticiden op” (20 september 2019) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Wilbert Cornelissen
    Lens in: Bunker Hill., jrg. 2 nr. 5 (november 1998), Stichting Bunker Hill, Amsterdam, p. 45/46