gierend
- gie·rend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gierend | gierender | gierendst |
verbogen | gierende | gierendere | gierendste |
partitief | gierends | gierenders | - |
gierend
- met gieren gepaard gaand, een luid piepend geluid makend
- Met gierende banden reed de racewagen door de bochten van het circuit.
- luid lachend
vervoeging van: | gieren |
verbogen vorm: | gierende |
gierend
- Het woord gierend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.