gezwalk
- ge·zwalk
- Naamwoord van handeling van zwalken met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezwalk | |
verkleinwoord |
het gezwalk o
- het dralend, tastend en zoekend zonder vaste koers bewegen
- A. Mulder (CDA): "Na enig gezwalk heeft het college de goede richting gevonden. We zijn in grote lijnen tevreden. Toch willen we vooral benadrukken het onderzoek niet alleen via allerlei bureaus te laten verlopen, maar de bevolking er bij te betrekken. [1]
- Het procedurele gezwalk is - zelfs voor tegenstanders van de gekozen burgemeester - het ultieme bewijs dat dergelijke benoemingen in het openbaar dienen te geschieden, met een stem voor de inwoners. [2]
- Guus Hiddink is nu al bijna Fremdkörper van Oranje. Hij loopt erbij alsof hij aan ketenen is gebonden. Zijn tactische gezwalk in de kwalificatiewedstrijd tegen de Tsjechen, was bijna schrijnend voor een ervaren coach als Hiddink. Vanwaar dat gesukkel? [3]
- Het woord gezwalk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezwalk" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Tubantia 09-07-08 'Inwoners bij plannen betrekken'
- ↑ Het Parool 22 MEI 2018 'Wat een gesol met het hoogste ambt'
- ↑ NRC Hugo Camps 13 september 2014 Schrijnend gezwalk
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be