gezondheidsschade

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zond·heids·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidsschade gezondheidsschaden
gezondheidsschades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezondheidsschadev / m

  1. (medisch) schade aan de gezondheid
    • Een op de tien doden is ten gevolge van de gezondheidsschade die roken veroorzaakt. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen