gezondheidsfactuur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zond·heids·fac·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidsfactuur gezondheidsfacturen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezondheidsfactuurv

  1. (medisch) (economie) kosten voor de gezondheid; globale kostprijs van de medische zorg

Gangbaarheid