gezondheidsattest

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zond·heids·at·test
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidsattest gezondheidsattesten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gezondheidsattesto

  1. bewijs dat men niet lijdt aan een ziekte
     Ik tikte met mijn wijsvinger op mijn smetteloze gezondheidsattest.[2]
     De Franse wetgevers willen dat jongeren niet langer gek gemaakt worden met onbereikbare schoonheidsidealen waarmee ze continu worden geconfronteerd. Dit voorjaar werd ook al een wet goedgekeurd die dicteert dat modellen een gezondheidsattest moeten kunnen voorleggen, om magerzucht op de catwalk te bannen.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron
    edm, vwi
    “Frankrijk maakt het strafbaar om te liegen over Photoshop” (02/10/2017), De Standaard