gezinsuitgave
- ge·zins·uit·ga·ve
- samenstelling van gezin en uitgave met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinsuitgave | gezinsuitgaves gezinsuitgaven |
verkleinwoord | gezinsuitgavetje | gezinsuitgavetjes |
- (economie) uitgave die wordt gedaan om een gezin in stand te houden
- In totaal ontvangen koning en koningin komend jaar voor hun gezinsuitgaven een dikke zes miljoen aan grondwettelijke uitkeringen uit de schatkist. Een half miljoen per maand! [1]
- Het woord 'gezinsuitgave' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.