geweertrekker
  • ge·weer·trek·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord geweertrekker geweertrekkers
verkleinwoord - -

de geweertrekkerm

  1. hendeltje aan een draagbaar vuurwapen met een lange loop, dat je met een vinger naar je toehaalt om een schot af te vuren
    • Maar voorzichtig, ik ben nogal zenuwachtig van aard en zo'n geweertrekker heeft niet veel nodig. [1]