gespan

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gespan    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·span

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van spannen met het voorvoegsel ge-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gespan	gespannen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gespan o

1. twee of meer trekdieren die samen zijn aangespannen
2. deel van een houten dakconstructie (trekbalk en sporen)

Synoniemen

• [1] span

Hyponiemen

• [1] driespan, dubbelspan, enkelspan, longspan, meerspan, tweespan, vierspan, wagenspan, zijspan

Afgeleide begrippen

• gespanschap

Verwante begrippen

• [1] dissel, disselboom, ossenspan

Gangbaarheid

• Het woord gespan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gespan" herkend door:

76 %	van de Nederlanders;
91 %	van de Vlamingen.