gesnater
- ge·sna·ter
- Naamwoord van handeling van snateren met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gesnater | |
verkleinwoord |
het gesnater o
- aanhoudend maken van geluid dat lijkt op dat van ganzen, eenden en nadere vogels
- Gonda Schaap wordt met wild gesnater begroet als ze het flamingo-verblijf in Ouwehands Dierenpark nadert. De 25-jarige dierenverzorgster uit Zetten is verantwoordelijk voor alle vogels in de Gelderse dierentuin. „Flamingo’s zijn erg territoriaal”, legt ze uit. „Het liefst worden ze met rust gelaten.” [2]
- aanhoudend vrolijk en luid kindergeroep
- "Vroeger vond ik kinderen eigenlijk heel vervelend", vertelt Jan in Weekeinde. "Dat 'geschetter' zei mijn vader altijd over kinderen, dat gesnater en lawaai." [3]
- Ik wil zo graag naar zee / gesnater en geklater / van kinderen op het strand / zon en zout op huid / het vele licht, de hoge lucht / lopen langs de vloedlijn / blote voeten in het water / of in het rulle zand. [4]
- zinloos gepraat
- [1] gekwaak, gekakel, gekwetter, eendegesnater, gekwaak
1. geluid van ganzen en andere vogels
- Het woord gesnater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gesnater" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf NIELS KALKMAN 07 apr. 2015 Wat brengt de flamingo hier?
- ↑ De Telegraaf 09 nov. 2013 Jan Rot: familieman, maar geen kindervriend
- ↑ Tubantia 02-08-17 Stadsgedicht Enschede | Thuisblijver
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be