geruststelling
- ge·rust·stel·ling
- Naamwoord van handeling van geruststellen en met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geruststelling | geruststellingen |
verkleinwoord |
de geruststelling v
- de daad van het geruststellen
- De arts gaf ons de geruststelling dat we ons niet bang hoefden te maken.
- de mededeling waarmee je iemand geruststelt, de verzekering
- Het mooie cijfer dat ik had gehaald voor het wiskunde proefwerk was een hele geruststelling.
- Het woord geruststelling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.