geruststellen
- ge·rust·stel·len
- samenstelling van gerust en stellen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
geruststellen |
stelde gerust |
gerustgesteld |
zwak -d | volledig |
geruststellen
- overgankelijk iemands angst of zorgen ontzenuwen of minder aannemelijk maken
- Gelukkig kon hij haar geruststellen.
- ▸ "Ik had mijn best gedaan haar goed te bestuderen en thuis voor de spiegel geoefend. Ik had een pruik opgezet, haar befaamde eyeliner en lippenstift opgedaan en zong De Verzoening van Frank Boeijen, terwijl Liesbeth voor mijn neus zat. Het engste dat ik ooit heb gedaan in mijn leven. Ze pakte een tissue, ik was even bang dat ze het verschrikkelijk vond, maar ze vond het gelukkig heel mooi. Ze was heel lief, stelde me gerust en ik heb haar leren kennen als een bescheiden en warme vrouw."[1]
1. iemands angst of zorgen ontzenuwen of minder aannemelijk maken
- Het woord geruststellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geruststellen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Herinneringen aan Liesbeth List: 'Ineens deed ze die yogapose'” (27 maart 2020), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be