gertári

Oudhoogduits

Woordherkomst en -opbouw

• Afleiding van het Oudhoogduitse zelfstandige naamwoord gart met het achtervoegsel -ári

Zelfstandig naamwoord

gertári, m

1. (gereedschap), (kunst) een sikkelvormig mes
2. (gereedschap), (tuinieren) schoffel
3. (gereedschap), (tuinieren), (oenologie) een mes met een gebogen blad gebruikt in de tuinbouw en wijnbouw

Verbuiging

• m (ja), sterk

Schrijfwijzen

• [1-4]: gartári

Verwante begrippen

• [1-3]: burissa
• [1-3]: bursa
• [1-3]: gartísan
• [1-3]: gartísarn

Opmerkingen

• Duits:
  • [1]: Sichelmesser
  • [2]: Hacke, Haue
  • [3]: Hippe

Overerving en ontlening

• Middelhoogduits: gerter