burissa
- Afkomstig van het Germaanse zelfstandige naamwoord *burusí
burissa, v
- (gereedschap), (tuinieren) schoffel
- (gereedschap), (tuinieren) spade
- (gereedschap), (kunst) graveerijzer
- een scherp mes
- v (jó, ó), sterk
- [1-4]: bursa
- Duits:
- [1]: Hacke
- [2]: Grabscheit, Spaten
- [3]: Grabstichel
- [4]: scharfes Messer