• ger·nings·mand
  • Samenstelling van de Deense woorden gerning en mand met het invoegsel -s-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gerningsmand     gerningsmanden     gerningsmænd     gerningsmændene  
genitief   gerningsmands     gerningsmandens     gerningsmænds     gerningsmændenes  

gerningsmand, g

  1. (juridisch) dader
    «En mildere straf kan være begrundet i gerningsmandens personlige forhold.»
    Een mildere straf kan zijn gerechtvaardigd in het persoonlijk gedrag van de dader.
  • den formodede gerningsmand
de vermoedelijke dader
  • ukendte gerningsmænd
onbekende daders