gereedzetten
- ge·reed·zet·ten
- samenstelling van gereed en zetten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gereedzetten |
zette gereed |
gereedgezet |
zwak -t | volledig |
gereedzetten [1]
- iets ergens gereed voor gebruik neerzetten
vervoeging van |
---|
gereedzetten |
gereedzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van gereedzetten
- ...dat wij gereedzetten.
- ...dat jullie gereedzetten.
- ...dat zij gereedzetten.
- ...dat wij gereedzetten.
- Het woord gereedzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.