gepensioneerde
- ge·pen·si·o·neer·de
- In de betekenis van ‘iem. die pensioen trekt’ voor het eerst aangetroffen in 1814 [1]
- afgeleid van gepensioneerd met het achtervoegsel -e [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gepensioneerde | gepensioneerden |
verkleinwoord |
- iemand die zich teruggetrokken heeft van de arbeidsmarkt
- De gepensioneerde werkte hard aan het wikiwoordenboek, maar verdiende daar geen geld mee.
- Veel gepensioneerden werken als vrijwilliger in verpleeghuizen.
vervoeging van: | pensioneren… |
gepensioneerde
- verbogen vorm van gepensioneerd, voltooid deelwoord van pensioneren
gepensioneerde
- verbogen vorm van de stellende trap van gepensioneerd
- ▸ Deze gepensioneerde treinconducteur had zich al sinds 2004 niet geschoren of geknipt en had een indrukwekkend lange witte baard.[3]
- Het woord gepensioneerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gepensioneerde" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gepensioneerde" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gepensioneerde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be