Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·o·ni·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen geonitisch
verbogen geonitische

Bijvoeglijk naamwoord

geonitisch

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (uit de periode) van de geoniem, de schriftgeleerden uit de periode van de 7e tot de 11e eeuw n. Chr., na de afsluiting van de Talmoed toen de rabbijnse autoriteiten zich in Babylonië bevonden

Gangbaarheid

Verwijzingen