• gen·der·ben·der
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘iem. die bewust gedrag van de andere sekse vertoont’ voor het eerst aangetroffen in 1992 [1]
  • samenstelling van  gender  en  bender  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord genderbender genderbenders
verkleinwoord - -

de genderbenderm

  1. persoon die bewust gedrag van het andere gender vertoont, een transgender, travestiet, transseksueel
  2. (scheikunde) stof waarmee men het gender kan beïnvloeden
  3. (muziek) elektronisch apparaat dat de stem van gender doet veranderen