• tra·ves·tiet
enkelvoud meervoud
naamwoord travestiet travestieten
verkleinwoord - -

de travestietm

  1. iemand die kleren van de andere sekse draagt dan waar hij of zij toe behoort
    • Acteur Barry Atsma is plots een travestiet. Barry liet zich vrijwillig onder handen nemen door zijn dochtertje, die te werk ging met een lading make-up en mogelijk wat instagramfilters. Met de lippen getuit vindt Barry dat hij iets weg heeft van de Oostenrijkse Conchita Würst, het alter ego van de zanger met de baard die drie jaar geleden het Eurovisie Songfestival won. [1] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tubantia Suzanne Borgdorff 16-01-17 Stoute shoot voor Bridget en Ronald, Scottie is droombaby
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be