gemeentereiniging

  • ge·meen·te·rei·ni·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord gemeentereiniging gemeentereinigingen
verkleinwoord - -

de gemeentereinigingv

  1. het reinigen van een gemeente
  2. dienst (3) die zorgt voor het schoonhouden van de gemeente
    • Aan het hoofd van de gemeentereiniging werd een opzichter gesteld.[1] 
    • De straat moest door de gemeentereiniging angstvallig gemeden worden. Ik zag op het trottoir een half afgekloven duif liggen. Een verkoolde bank stond tegen een auto aangedrukt. Kapotgevallen bierflessen lagen in de goot. Een paar zwarte sokken staken uit een geopende vuilniszak. Boven aan de weg stroomde water uit een goot. [2] 
  1. Reinigingsdienst Sneek
  2. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 57