gemeenschapsbezit

  • ge·meen·schaps·be·zit
enkelvoud meervoud
naamwoord gemeenschapsbezit
verkleinwoord

het gemeenschapsbezito

  1. (economie) zaken waarvan de gemeenschap als geheel eigenaar is
     "Het is uiteindelijk een vorm van belastinggeld", zegt de minister voor Wonen. "Gemeenschapsbezit gaan we niet voor een appel en ei weggeven."[1]


  1.   Weblink bron “Blok wil kantoren vluchtelingen niet voor 'appel en ei' verkopen” (5 februari 2016, 11:22), NOS