• ge·meen·lijk

afleiding van gemeen met het achtervoegsel -lijk

gemeenlijk [1]

  1. over het algemeen
    • In de bossen bevinden zich gemeenlijk veel wandelaars, zoals daar zijn de flierefluiters, boeren op weg naar hun landje, jagers op vogels en hars-aftappers. Menige wandelaar rookt. Zo zorgt de Portugese lucifer, het produkt van afgebrand hout, voor nieuwe branden. Voor nieuw afgebrand hout, geschikt - onder meer - voor lucifers. [2] 
    • Volgens de Hoge Raad kan mierenneuker weliswaar als beledigend worden opgevat, maar dat zou uit de context van het voorval moeten blijken. Het woord mierenneuker op zich is onvoldoende om als belediging te worden aangemerkt omdat het gemeenlijk gebruik wordt om lieden aan te duiden die vitten op kleine dingen. [3] 
    • Ter illustratie haalt Van den Doel een bron uit 1900 aan over deze overzeese Nederlander: "Hij bezit aanleg voor corpulentie, pafferige vetzucht. Gemeenlijk is hij dan ook dikbuikig en opgezet. [4] 
78 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Gerrit Komrij 25 september 1991 Een en ander
  3. Tubantia Roel Lutkenhaus 15-05-12, Mierenneuker zeggen tegen agent mag soms
  4. HP de Tijd 04/03 | 2011 Geplaatst in de volgende categorieën: CULTUUR Geschreven door:Karen Geurtsen Vergeten gebied
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be