gelukszon
- ge·luks·zon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelukszon | gelukszonnen |
verkleinwoord | gelukszonnetje | gelukszonnetjes |
- (figuurlijk) het geluk dat men zich voorstelt als een stralende zon
- zijn gelukszon begint te tanen
hij begint steeds meer pech te krijgen
- Het woord 'gelukszon' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gelukszon" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be