• ge·lik
enkelvoud meervoud
naamwoord gelik
verkleinwoord

het geliko

  1. het aanhoudend ergens met de tong overheen wrijven
  2. liefkozing met de tong
    • Op sommige foto's is ze schaars gekleed, op andere naakt. Een mijlpaal in haar carrière, noemt ze de blootfoto's. "Ik had niet eerder naakt geposeerd en was er ook behoorlijk zenuwachtig voor. Ik wilde absoluut niet ordinair of hoerig overkomen. Dus geen gespreide benen of gelik aan tepels." [2] 
    • Over porno gesproken. Deze week verschijnt mijn nieuwe bundel Klein Gelijk en vlak voor het boek naar de drukker ging zag een attente medewerker van de uitgeverij dat er Klein Gelik op de rug van het boek stond. Het is nog net op het allerlaatste moment verbeterd. [3] 
96 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]