gelijkstaan
- Geluid: gelijkstaan (hulp, bestand)
- ge·lijk·staan
- samenstelling van gelijk en staan
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gelijkstaan |
stond gelijk |
gelijkgestaan |
klasse 6 | volledig |
gelijkstaan
- absoluut ~ aan op hetzelfde neerkomen
- Dat stond vroeger gelijk aan een doodvonnis.
- absoluut (sport) een gelijk aantal punten hebben in een wedstrijd
- En met dat onverwachte doelpunt stonden de rivalen weer gelijk.
- Het woord gelijkstaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.