geldigheidsduur
- gel·dig·heids·duur
- samenstelling van geldigheid en duur met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geldigheidsduur | - |
verkleinwoord | - | - |
de geldigheidsduur m
- de periode waarin iets geldig is
- De geldigheidsduur van dit contract is één jaar.
- Het woord geldigheidsduur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.