gelach
- ge·lach
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelach | - |
verkleinwoord | - | - |
het gelach o
- het lachen; uiting van een vrolijke stemming
- Hun gelach was al van ver hoorbaar.
- Het woord gelach staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gelach" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be