• gei·ten·bok
enkelvoud meervoud
naamwoord geitenbok geitenbokken
verkleinwoord geitenbokje geitenbokjes

de geitenbokm

  1. de bok van een geit
84 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be