Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geit·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geitachtig geitachtiger geitachtigst
verbogen geitachtige geitachtigere geitachtigste
partitief geitachtigs geitachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

geitachtig

  1. lijkend op een geit
  2. verwant aan een geit

Gangbaarheid