• geel·gie·te·rij
[1], [2] enkelvoud meervoud
naamwoord geelgieterij geelgieterijen
verkleinwoord geelgieterijtje geelgieterijtjes
[3], [4] enkelvoud meervoud
naamwoord geelgieterij -
verkleinwoord - -

de geelgieterijv

  1. (bedrijf) werkplaats van een geelgieter
     Het is een typisch laatgotisch model zoals het ook elders voorkomt en zoals het bijvoorbeeld werk uit Mechelse geelgieterijen in de late middeleeuwen kenmerkt.[3]
     Ik heb de merkwaardige geelgieterij van den heer Bivort Raymond, buiten Namen, bezocht en de kunde en ijver van denzelven bewonderd.[4]
     Kenmerkend voor het multifunctionelere karakter van Veendam en Winschoten was dat binnen de bedrijfstak metaal in deze gemeenten ook nog geelgieterijen en tingieterijen (Winschoten) en scharenslijperijen (Veendam) voorkwamen.[5]
  2. (bedrijf) industriële werkplaats voor het bewerken van messing (geelkoper)
     Op de zomerzegels staan afbeeldingen van het stoomgemaal Nijkerk, gebouwd in 1882, de watertoren van Deventer, daterend uit 1892 en de geelgieterij in Joure, waarvan het gebouw in 1911 werd opgetrokken. De geelgieterij zelf stamt uit 1854.[6]
     Zij rigtten zelfs te Zaandam eene geelgieterij op, om al het koperwerk maar te kunnen bezorgen, en de fabrijken van klein houtwerk te Krommenie en Uitgeest, waren met magt van werklieden bijna niet in staat de bestellingen te volvoeren.[7]
     Markante voorbeelden zijn de meubelmakers gebroeders Horrix en de geelgieterij annex knopenfabriek Van Maanen. De echte moderne industrie diende zich in de stad aan in 1824 met de komst van de eerste stoommachine bij de koperpletterij E.B.L. Maritz, de latere ijzergieterij en -pletterij Enthoven.[8]
  3. (bedrijfstak) geheel van de bedrijven waar messing (geelkoper) wordt bewerkt
     Maar pas aan het eind van de vijftiende eeuw kreeg Mechelen een belangrijke naam in de brons- en geelgieterij.[9]
     Het gieten van messing en het vervaardigen der vormen geschiedt in de geelgieterij: de roodgieterij, waar men met roode messing of tombak werkt, stemt in de hoofdzaak met de geelgieterij overeen. De geelgieterij vormt een tak van nijverheid, die een groot aantal van de meest verschillende artikelen omvat, deels voor de behoeften van het gewone leven en de nijverheid, deels van de weelde.[10]
  4. (techniek) vervaardiging van voorwerpen door messing te smelten en in een vorm te laten afkoelen, het ambacht van het geelgieten
     Vele bronzen gebruiksvoorwerpen zijn interessante stalen der toenmalige gietkunst, die nu nog in geelgieterij op Java voortleeft.[11]
     Het opstel over het brons-tijdperk op Celebes behandelt de geelgieterij van den tegenwoordigen tijd, de in historischen tijd verdwenen geelgieterij en de voorhistorische geelgieterij; een en ander leidt de schrijvers tot de conclusie dat deze industrie op Celebes tot lang voor de 17de eeuw teruggaat; en dat de bronzen bijlen van een verleden spreken, waarin men geen ijzeren bijlen kon maken.[12]
     Echter, hoe bekend de Javaansche geelgieterij ook is, van de hoogstaande bronskunst der Hindoe's tot het messinggietsel der huidige Javanen is een groote afstand, ook in kwaliteit.[13]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    C.J.A.C. Peeters
    “De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch.” (1964), Staatsuitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist, p. 346 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  4.   Weblink bron
    Gijsbert Karel Hogendorp (graaf van)
    “Bijdragen Tot de Huishouding Van Staat in Het Koningrijk Der Nederlanden, Verzameld Ten Dienste Der Staten-Generaal, Volumes 1-2” (1854), J. Noman en zoon, p. 323
  5.   Weblink bron
    Jan Francinus Voerman
    “Verstedelijking en migratie in het Oost-Groningse veengebied ...” (2001), Van Gorcum  , ISBN 9789023237600, p. 489
  6.   Weblink bron “Monumenten afgebeeld op zomerpostzegels” (25 februari 1987) op nrc.nl  
  7.   Weblink bron
    Jacob Honig
    “Geschiedenis der Zaanlanden” (1849), Van der Scheer, p. 146
  8.   Weblink bron
    Koos Havelaar
    “Bewaard en bewonderd: Industrieel erfgoed in de Haagse regio” (2020), Amsterdam University Press  , ISBN 9789462495166, p. 22
  9.   Weblink bron
    G.W.C. van Wezel
    “De Onze-Lieve-Vrouwekerk en de grafkapel voor Oranje-Nassau te Breda.” (2003), Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle, ISBN 90 400 8746 6, p. 324
  10.   Weblink bron
    Johann Rudolph Wagner
    “Handboek der fabriekscheikunde - Volume 1” (1864), Noothoven van Goor, p. 592
  11.   Weblink bron
    Johannes Aarnout Loebèr jr.
    De nieuwe koers in het Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. in: De Gids., jrg. 76 deel 3 nr. 7 (juli 1912), P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, p. 116
  12.   Weblink bron
    Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap
    “Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap” (1904), E.J. Brill, p. 738
  13.   Weblink bron
    Koninklijk Instituut voor de Tropen
    “Geillustreerde beschrijvingen van Indische kunstnijverheid” (1914), p. 48