Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·dach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen gedachtig
verbogen
partitief gedachtigs

Bijvoeglijk naamwoord

gedachtig [2]

  1. denkend aan iets of iemand met name aan zondige daden en overleden mensen, zich herinnerende
    • Is dit allemaal te mooi om waar te zijn? Laten we dan toch maar aan de sombere kant blijven, gedachtig het woord van columnist George Will: je kunt beter pessimist zijn - dan krijg je meestal gelijk en word je af en toe aangenaam verrast.[3] 
    • 3. Wees gedachtig, dat gij de dag des Heren heiligt.[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. gedachtig op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Volkskrant Paul Brill 31 december 2016,
  4. Volkskrant Janny Groen 24 december 2002 (citaat uit de Bijbel n.l. het derde gebod)
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be