Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·broe·der·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gebroederlijk gebroederlijker gebroederlijkst
verbogen gebroederlijke gebroederlijkere gebroederlijkste
partitief gebroederlijks gebroederlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

gebroederlijk [1]

  1. zoals het tussen broeders gaat of behoort te gaan
     Gebroederlijk pakten we elkaars handen vast en liepen de trap op van de enige winkel van het dorp, die ook dienst deed als centrale hangplek voor alle hikers.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers