Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bleekt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: bleken…
verbogen vorm: gebleekte

gebleekt

  1. voltooid deelwoord van bleken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gebleekt gebleekter gebleektst
verbogen gebleekte gebleektere gebleektste
partitief gebleekts gebleekters -

Bijvoeglijk naamwoord

gebleekt

  1. van iets (m.n. stoffen en haren) dat de kleur verwijderd is
    • - Het gebleekte katoen was geschikt om bedrukt te worden. 
    • - In de jaren zestig en zeventig was een spijkerbroek pas gebleekt en/of kapot als je hem heel lang had gedragen, of persoonlijk in het bleekwater had gedoopt.[1] 

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Milou van Rossum NRC 1 november 2016