• gas·kroon
enkelvoud meervoud
naamwoord gaskroon gaskronen
verkleinwoord gaskroontje gaskroontjes

de gaskroonv / m [1]

  1. hanglamp met gaslampen
     Dan straalde er in de grootste voorkamer de gaskroon, zooals des zomersavonds, wanneer er veel vreemdelingen waren in stad, Franschen, Engelschen en Duitschers uit alle landen der beschaafde wereld.[2]