• gar·gan·tu·esk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gargantuesk gargantuesker gargantueskst
verbogen gargantueske gargantueskere gargantueskste
partitief gargantuesks gargantueskers -

gargantuesk

  1. overdadig (in drank en spijs)
     Maar zo'n gargantuesk, primair gekleurd gebouw zie je met het blote oog toch wel? vraagt u zich nu honend af. Nou nee, want er staan nogal wat lelijke kantoorgebouwen in de weg.[3]
21 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. gargantuesk op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Hans van Lissum
    “Megameubels wijzen lekker ludiek de weg naar Ikea, maar het kan gekker (***)” (8 december 2015), Het Parool
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be