• ga·lei·slaaf
enkelvoud meervoud
naamwoord galeislaaf galeislaven
verkleinwoord galeislaafje galeislaafjes

de galeislaafm

  1. iemand die onder dwang het uiterst zware werk aan de roeiriemen van een galei moest verrichten
    • De scheepvaart van het Romeinse Rijk was zonder galeislaven onmogelijk geweest. 
  2. (figuurlijk) iemand die heel hard heeft moeten werken
     Mama had de hele zomer als een galeislaaf gewerkt, zei ze toen de taxi voor de deur bleef staan.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767