• gaf·fel·vor·mig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gaffelvormig gaffelvormiger gaffelvormigst
verbogen gaffelvormige gaffelvormigere gaffelvormigste
partitief gaffelvormigs gaffelvormigers -

gaffelvormig

  1. vorm van een gaffel hebbend
    • Buizerds bouwen hoog in de bomen, in een gaffelvormige boomtak of tegen de stam aanleunend, een nest van dode takken, met daarop dennentakken en lariks. Een nest van een roofvogel noemt men een horst..