• gaar·bak
enkelvoud meervoud
naamwoord gaarbak gaarbakken
verkleinwoord gaarbakje gaarbakjes

de gaarbakm

  1. (huishouden) bak waarin men eten warm houdt
    • Veel adrenaline, weinig slaap. Veel hectiek en spanning, het nodige snoep- en snackwerk. En ’s avonds samen Indonesische rijsttafel opscheppen uit van die grote gaarbakken. [2] 
78 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Mark KranenburgAnnemarie Kas 2 augustus 2014 De kring rond de crisis
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be