• fyrste·klas·sing, fyrs·te·klas·sing
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fyrsteklassing     fyrsteklassingen     fyrsteklassingar     fyrsteklassingane  

fyrsteklassing, m

  1. (onderwijs) eersteklasser, een leerling in de eerste klas
    «Dette året er det 6 elevar ved skulen, av desse ein fyrsteklassing. 6 elevar er grensa for at ein skule kan haldast i gang utan at det vert gjeve dispensasjon.»
    Dit jaar zijn er 6 leerlingen op de school, waarvan één eersteklasser. 6 leerlingen is de grens om een ​​school draaiende te houden zonder ontheffing.