eersteklasser
- eer·ste·klas·ser
- afgeleid van eersteklas met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eersteklasser | eersteklassers |
verkleinwoord | eersteklassertje | eersteklassertjes |
de eersteklasser m
- (sport) een club, vereniging of team dat in de hoofdklasse speelt
- ▸ De trainer bij de eersteklasser deed zijn racistische uitingen in de wedstrijd afgelopen weekeinde tegen de Amsterdamse club WV-HEDW, meldt het AD. Toen een speler van Argon de bal op een vervelende manier teruggaf aan de keeper van WV-HEDW zou een donkere speler van de Amsterdamse club "viezerik" hebben gezegd.[2]
- ▸ De eersteklasser uit Hoofddorp speelt vandaag namelijk een gelegenheidspotje tegen oud-spelers van het eerste. Oud-Reiger Warmerdam is ook uitgenodigd. En het inspelen gaat eigenlijk wel lekker. "Zet mij maar in de spits", zegt hij tegen de andere 'Reiger Legends'.[3]
- (onderwijs) leerling die in de eerste klas van de middelbare school zit
- ▸ Volgens Onderwijsminister Slob moeten middelbare scholen komend schooljaar "extra scherp" bekijken of een eersteklasser daar op het juiste niveau zit.[4]
- Het woord eersteklasser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Trainer in Mijdrecht op non-actief na racistische uitspraken” (23-02-2019), NOS
- ↑ Weblink bron Jan-Kees van der Kun“'Gozer, doe normaal! Jij zou nooit meer kunnen hockeyen'” (24-12-2018), NOS
- ↑ Weblink bron “'Duizenden groep 8-leerlingen lopen hoger schooladvies mis'” (06-07-2020), NOS